De Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC), die het college adviseert over de gemeentelijke cultuursubsidies, heeft het college van burgemeester en wethouders opgeroepen om de beslissing tot opheffing van het orgaan te herzien.

Wethouder Said Kasmi van Cultuur besloot vorige maand om de RRKC, die sinds 1946 de Rotterdamse politiek adviseert, per 1 januari 2023 op te heffen. Rotterdam is van mening dat de manier van werken van de RRKC "niet meer van deze tijd is".

Het besluit van het college is genomen op grond van een rapport van het Utrechtse adviesbureau Rijnconsult. In dat rapport, opgesteld in opdracht van Kasmi, staat onder meer dat er sprake is van een verstoorde verhouding tussen de RRKC enerzijds en de wethouder Cultuur en de gemeentelijke dienst culturele zaken anderzijds. Rijnconsult adviseert overigens niet om het adviesorgaan op te heffen.

De RRKC schrijft in een brandbrief aan de gemeente dat opheffing "ingrijpende en verstrekkende gevolgen heeft voor de onafhankelijkheid van advies over kunst en cultuur in Rotterdam". Het besluit is "funest voor het onafhankelijk advies over cultuur en daarmee voor de cultuursector".

Het besluit is volgens de RRKC "ongefundeerd en zelfs vooringenomen, op onvolledige wijze tot stand gekomen en op een ongelukkig moment genomen, aan het einde van een collegeperiode".

De Raad erkent in de brief dat een ingreep nodig is. "Het besluit moet echter niet zijn de RRKC op te heffen maar het volledig onafhankelijk maken van de cultuuradvisering door de RRKC."

Of de rol van de RRKC daadwerkelijk is uitgespeeld is nog onduidelijk. Kasmi's partij D66 heeft samen met GroenLinks een motie ingediend die het college verzoekt te kijken naar mogelijkheden om ook in de nieuwe raadsperiode samenwerking tussen de gemeente en het adviesorgaan mogelijk te maken.